Boud – Het verzameld leven van Boudewijn Büch (1948-2002)

Met het plotse overlijden van auteur en televisiemaker Boudewijn Büch in 2002 verdween op abrupte wijze een figuur uit de Nederlandse media die daar decennialang niet uit was weg te branden. Bovendien leefde bij veel mensen het gevoel dat ze iemand verloren waarmee ze een persoonlijke band hadden. Een belangrijke constante in het werk van Büch bestond er namelijk in dat hij steeds zichzelf als onderwerp binnenbracht. Of het nu ging om recensies, zijn boekenrubriek op televisie, zijn werk als auteur en dichter en zeker later bij de anekdotische reisdocumentaires van ‘De wereld van Boudewijn Büch’, steeds was het Büch zelf die over zichzelf en zijn bijzondere relatie met het onderwerp vertelde. Ook in de talloze interviews die met hem verschenen, hield hij stevig de regie in handen. Op deze manier boetseerde hij eigenhandig het beeld dat van hem verscheen in de verschillende media, inclusief een menigte aan details en een uitgebreid verslag van zijn emotioneel leven. Zijn plotse dood bracht dan ook een kleine schokgolf teweeg in de Lage Landen.

Al snel echter sloeg de stemming volledig om. Hoewel het al veel eerder bekend was dat de talloze verhalen die Boudewijn Büch als autobiografische feiten over zichzelf verkondigde onmogelijk realiteit konden zijn geweest, drong het volle besef hiervan pas na zijn dood door bij een breed publiek. De gevierde en geliefde mediafiguur viel kort na zijn overlijden in ongenade. De talloze leugens waarop hij postuum betrapt werd, werden vaak in eenvoudige, maar dubieuze diagnoses op afstand weggezet als de uitingen van een dwangmatige leugenaar, een pathologische fantast of gewoon een manisch-depressieve eenzaat.

Vijftien jaar na zijn dood is het stof gaan liggen en blijkt Büch vooral een erg gelaagde figuur te zijn geweest. Hij was een personage in zijn eigen leven en in de mate dat het personage Boudewijn een eigen leven begon te leiden, vertekende het op zijn beurt de mens Boudewijn. Daarom blijft genuanceerd spreken over Boudewijn Büch tot vandaag een hachelijke onderneming. Pas in de recent verschenen biografie Het verzameld leven van Boudewijn Büch slaagde Eva Rovers er voor het eerst in om consequent een duidelijk onderscheid te maken tussen feiten en fictie zonder te psychologiseren. Ze stelt daarbij zeer terecht dat niet het onderscheid tussen waarheid en fictie de sleutel vormt tot het begrijpen van Büch, maar wel de vraag waarom hij zijn leven zo sterk romantiseerde. Voor haar biografie kon ze gebruik maken van alle bronnen die de erven van Büch voor deze gelegenheid voor haar openstelden. Een garantie op succes was dit echter niet, aangezien Büch zelfs zijn dagboeken streng redigeerde en vaak feiten in verhalen liet overvloeien.


Een literaire biografie

Boudewijn Büch werd in 1948 geboren in Den Haag en groeide samen met vijf broers op in het kleine dorpje Wassenaar. Zijn vader was een buitengewoon rechtlijnig man met een fascinatie voor alles wat militair was. Bovendien leefde hij in de dagelijkse frustratie van zijn werk als eenvoudige gemeenteambtenaar, wat regelmatig tot woede-uitbarstingen in het gezin leidde. Omdat Büch erg nerveus reageerde op de spanningen tussen zijn strenge vader en zijn onzekere moeder, werd hij op aanraden van de schoolarts voor zes weken naar het rooms-katholieke kinderrusthuis Sint-Antonius in Boxtel gestuurd. Hoewel de meeste kinderen hun verblijf in deze kinderkolonie niet als bijzonder negatief ervaren, blijkt uit enkele getuigenissen achteraf dat het strenge regime van rust, reinheid en regelmaat vooral voor gevoelige kinderen een traumatische ervaring kon zijn. Toen Büch 14 jaar was, vroeg zijn moeder de scheiding aan, waarna zijn vader verhuisde naar Den Haag en er wat rust in het gezin kon komen.

Achteraf zou Büch van zijn vader een Duitse Jood maken die na zijn vlucht voor de nazi’s als RAF-piloot zijn geboortestad bombardeerde. Later zou de vaderfiguur nog regelmatig terug opduiken in gedichten en romans. Tegelijk werd ook het verblijf in Boxtel door Büch regelmatig opnieuw in brieven en verhalen beschreven om uiteindelijk uit te monden in de roman Het Dolhuis waarin een jongen in een psychiatrische instelling wordt geplaatst door een kwaadaardige en seksverslaafde vader.

In de jaren die volgen op de echtscheiding van zijn ouders, transformeerde Boudewijn Büch van een leergierige scholier in een onhandelbare en eigenzinnige autodidact. Over dingen die hem boeiden kon hij zeer snel en uitgebreid informatie opnemen en onthouden, maar op vakken die hem niet lagen, haalde hij nauwelijks punten. Hij verhuisde naar Leiden waar hij een bekende figuur werd in het academische en kunstenaarsmilieu. Hoewel hij nooit was ingeschreven als student, liet hij in deze periode wel het verhaal ontstaan dat hij in het bezit was van academische titels in Duits en filosofie. Zijn zeer uitgebreide kennis over deze onderwerpen staafde de geloofwaardigheid hiervan aanzienlijk.

Een korte passage in de linkse artistieke commune ‘Werkplaats De bange duivel’ zou Büch later uitwerken tot de roman Links!, een tragikomisch boek over vijf volwassenen en twee kinderen die samen in een maoïstische commune leven. Helemaal in de stijl van Büch lopen ook in deze roman feiten en fictie door elkaar en rekent hij af met zijn voormalige huisgenoten door hen erg karikaturaal te schetsen. Door de humoristische toon van het boek blijft het tot op vandaag een van zijn meest lezenswaardige romans.

Tijdens zijn verblijf in Leiden slaagde Büch erin om ook praeses te worden van de Leidse Studentenwerkgroep Homoseksualiteit. Aangezien alle ernstige relaties in het leven van Boudewijn Büch heterofiel waren, valt aan te nemen dat zijn dwepen met homoseksualiteit en later ook pedofilie voor hem eerder een literaire methode vormde dan een geaardheid. Het literaire in deze methode slaat overigens in de eerste plaats op het feit dat homofilie en vooral pedofilie zeer vaak terugkomen in zijn gedichten uit die periode, maar tegelijk ook op het feit dat zijn zelfbedachte geaardheid deel begon uit te maken van de biografie die hij van zichzelf construeerde.

Het ongetwijfeld meest uitgebreide verhaal dat Büch binnen zijn eigen leven construeerde, begon met de geboorte van het zoontje van Marianne, een tien jaar oudere voormalige lerares van hem met wie hij een intense band had, maar nooit een relatie zou beginnen. Nadat hij vernam dat Marianne haar zoontje Boudewijn Iskander had genoemd, ontwierp hij het verhaal van de homoseksuele dichter die onbedoeld een kind had verwekt. Zes jaar later zou hij aan zijn vrienden en kennissen meedelen dat de kleine Boudewijn gestorven was en dat hij hem in alle eenzaamheid wilde laten cremeren. Uiteindelijk zou dit verhaal zijn definitieve neerslag krijgen in Büchs bekendste roman De kleine blonde dood. Van de aanzienlijke hoeveelheid werken die Büch bij zijn leven bij elkaar schreef, staat net dit boek het meest op de grens tussen autobiografie, fictie en essay. Door de niet-bestaande dood van zijn niet-bestaande kind in zijn leven te schrijven en vervolgens tot literatuur te veruitwendigen, heeft Büch een van de meest volmaakte voorbeelden van autobiografictie in de Nederlandstalige literatuur gecreëerd.


Autobiografictie

De term autobiografictie werd voor het eerst gebruikt in 1906 in een essay van de Britse schrijver Stephen Reynolds om werken aan te duiden die op het snijpunt liggen van autobiografie, fictie en essay. In een poging deze term verder af te bakenen, stelt Reynolds dat aan de basis van autobiografictie steeds een authentieke spirituele ervaring in de meest brede zin van het woord dient te staan. Elke emotie of ervaring die een mens in zijn diepste kern raakt, komt hiervoor in aanmerking. De autobiografictie vormt een neerslag van een echte spirituele ervaring die opgehangen wordt aan een in meer of mindere mate fictieve biografie. Het genre helpt een auteur om de spirituele ervaring gedoseerd over te brengen door aan het geselecteerde autobiografische materiaal verzonnen elementen toe te voegen zodat het samenhangend en leesbaar wordt.

Het resultaat is voor Reynolds een genre dat directer en intiemer is dan elk ander literair genre buiten de poëzie (hij stelt zelfs met een knipoog dat het een ideaal genre is voor dichters die niet kunnen rijmen). Reynolds besluit zijn korte essay met de opmerking dat veel autobigrafictie in onzekere tijden als leidraad voor het leven wordt gebruikt. De intensiteit van de autobiografictie maakt weliswaar dat ze door velen als zwaarmoedig wordt ervaren, maar tegelijk bezit het genre een zeer grote kracht om het leven van mensen te beïnvloeden.

Wie terugkijkt op het leven van Boudewijn Büch kan niet anders dan vaststellen dat hij elk aspect van zijn leven romantiseerde door er verhalen aan toe te voegen. Maar daarnaast waren ook zowat alle teksten die hij schreef (zowel gedichten en romans als zelfs zijn talloze essays en columns) doorspekt met zijn eigen, hoogst persoonlijke ervaringen en emoties. De basis voor alles wat hij schreef – en in een latere periode voor zijn televisiewerk – was steeds het overbrengen van een authentieke, spirituele ervaring. Als volleerde beoefenaar van de autobiografictie aarzelde Büch niet om hiervoor indien nodig de realiteit te herschrijven.

Net zoals Büch zijn liefdesgedichten intensifieerde door het schandaal van de pedofilie, probeerde hij de gevoelens van zijn woelige kindertijd en zijn ervaringen in Boxtel over te brengen door van een kort verblijf in een strenge vakantiekolonie een jarenlange onterechte opsluiting in een psychiatrische instelling te maken. Zo ook werd hij verlaten door de vrouw waarop hij stapelverliefd was, precies in de periode van de verzonnen dood van zijn verzonnen zoon. De intensiteit van deze gevoelens zal zonder twijfel parallel gelopen hebben en in de wereld van Boudewijn Büch mogelijk zelfs in elkaar over gelopen hebben.

Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig verdween het schrijven meer en meer naar de achtergrond en focuste Büch zich vooral op talloze televisieoptredens. Zijn eerste voetstappen op de beeldbuis zette hij in enkele veelbesproken boekenprogramma’s waarin hij literatuur toegankelijk trachtte te maken voor een breed publiek. Zijn luchtige, soms schofferende inslag gaf aanleiding tot heel wat ergernis in de traditionele literaire wereld, maar kon overal elders op buitengewoon veel bijval rekenen. De televisiecarrière van Büch kreeg pas echt vaart met het programma ‘De wereld van Boudewijn Büch’. In dit programma, waarvan tussen 1988 en 2001 in totaal 176 afleveringen werden uitgezonden, kreeg hij de kans om op zoek te gaan naar sporen van onderwerpen die hem interesseerden. Deze korte reisimpressies, waarin hij vrijwel steeds over zichzelf aan het woord was, brachten hem vaak in de meest afgelegen uithoeken van de wereld of op (toeristisch gesproken) totaal oninteressante locaties, waarna Büch geheel in zijn eigen kenmerkende stijl vol energie de meest uiteenlopende informatie en anekdotes op de kijker afvuurde. Legendarisch en aanstekelijk blijven tot op vandaag zijn reeksen over de dodo, afgelegen eilanden en Goethe.

De uitbreiding naar een breed publiek zorgde er evenwel voor dat zijn geconstrueerde levensverhaal hem geleidelijk aan volledig boven het hoofd groeide. Het managen van zijn personage groeide uit tot een complexe aangelegenheid, die Büch niet alleen veel spanning bezorgde, maar hem ook als mens begon te tekenen. Van zodra een verhaal een eigen leven leidde, deed hij er alles aan om de illusie in stand te houden. Hij schiep bewust verwarring, vergrootte twijfels en brak regelmatig met vrienden die te dichtbij kwamen. Zo werd naarmate het personage Büch steeds breder bekend raakte, ironisch genoeg de eigenlijke wereld van Boudewijn Büch steeds kleiner. Door het contact te verbreken met steeds meer vrienden en kennissen, raakte Büch geïsoleerd. Hij zonderde zich af van de buitenwereld in zijn Amsterdamse huis, dat inmiddels afgeladen vol zat met een enorme hoeveelheid soms uitermate waardevolle boeken en objecten.
Toen Büch in 2002 op 54-jarige leeftijd onverwacht overleed aan de gevolgen van een hartaanval kwam de wereld van Boudewijn Büch abrupt tot een einde. Maar het personage dat hij van zichzelf creëerde, de authentieke spirituele ervaringen die hieraan ten grondslag lagen en het feit dat dit alles zeer uitgebreid in talloze teksten, radio- en televisieopnames vereeuwigd werd, maken van hem tot op vandaag een uitermate boeiende figuur.


Literatuur

Eva Rovers, Boud – Het verzameld leven van Boudewijn Büch (1948-2002), Prometheus, Amsterdam, 2016, 575 blz., 29,90 euro, ISBN 9789035137424.

Stephen Reynolds, Autobiografiction, Speaker, new series, 15, nr. 366, 6 oktober 1906, blz. 28, blz. 30.

Boudewijn Büch, De kleine blonde dood, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1985.

Boudewijn Büch, Links!, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1986.

Boudewijn Büch, Het dolhuis, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1987.


Zowat alle afleveringen van ‘De wereld van Boudewijn Büch’ zijn te bekijken op YouTube.

Bij het boek hoort een soundtrack die ook te vinden is op Youtube.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Willem Barnard: Een Stille duif in de verte en Psalmgetier

Wannes Van de Velde (1937-2008): Groot Liedboek

Het land is moe: Waarom Drs. P. nog steeds leeft