Wannes Van de Velde (1937-2008): Groot Liedboek

Deze tekst verscheen eerder in Streven van April 2014

Een halve eeuw lang drukte Wannes Van de Velde zijn creatieve stempel op de stad Antwerpen. Op alle mogelijke momenten van de dag wandelde hij, straat na straat, wijk na wijk doorheen de stad om kleuren en indrukken, mensen en gebouwen en flarden van het verleden op te snuiven. Al rondzwervend eigende hij zich de stad toe, om ze daarna in zijn liederen en teksten in telkens weer nieuwe vormen en gedaanten op te roepen en te bezweren. Zo zingt hij in het lied ‘de Kleuren van de steden’: “…ik voel me ’t beste in een straat, tussen menselijke kleuren, tussen kommer en jolijt, en demonen die me sleuren langs de wegen van den tijd. Bovendien waren heel wat van zijn liederen niet zomaar vrijblijvend, maar brachten ze, net als zijn voorstellingen van de ‘Poesje’ - het traditionele Antwerpse poppentheater, de talloze toneelvoorstellingen waarin hij de hand had en zijn gepubliceerde dagboeknotities, onophoudelijk en uiterst scherp de nodige correcties aan in de marge van cultuur en politiek.
Verrassend genoeg is de stad niet met een donderslag vergaan bij de dood van Wannes Van de Velde - hoogstens haalde hier en daar een politicus opgelucht adem. Maar even opmerkelijk is ook dat slechts weinigen hem echt vergeten zijn. Na het obligate rouwregister, de hommages en talloze andere blijken van erkentelijkheid, verdwenen zijn leven en werk niet stilletjes uit het collectieve geheugen. Een mooi voorbeeld hiervan vormt de publicatie enkele maanden geleden van het Groot Liedboek waarin 248 van zijn liederen met hun bijhorende partituur en duiding werden opgenomen. Dit boek verscheen vanzelfsprekend in de eerste plaats om mensen in staat te stellen zijn liederen te blijven zingen, maar toch er is duidelijk meer aan de hand. Zo bevat het Groot Liedboek ook een zeer volledige lijst van verwijzingen naar oudere liedboeken, wat de bedoeling van de samenstellers onderstreept om het werk van Wannes Van de Velde een plaats geven naast de liedboeken en bundels van de 19e en vroege 20e eeuw. Expliciet leeft de verwachting dat dit liedboek binnen enkele decennia een vanzelfsprekend onderdeel zal uitmaken van het levende volkslied.
Bovendien volgt er het komende jaar nog de heruitgave van zijn dagboeknotities en de publicatie van een boek met zijn belangrijkste grafisch werk. Voor 2015 staat nog een uitgebreide biografie van de hand van zijn goede vriend en radiomaker Dree Peremans gepland. Onwillekeurig rijst bij dit alles de vraag of bij de blijvende aandacht voor Wannes Van de Velde meer aan de hand is dan een eenvoudige waardering voor zijn werk.

Traditie
In de tijd voor radio en televisie hun intrede maakten in de huiskamers, was zingen voor de meeste mensen bijna even vanzelfsprekend als ademhalen. De volkszang was een levend gebeuren waaraan iedereen naar eigen vermogen deelnam. Daarnaast waren een groot aantal meer creatieve en getalenteerde zangers, voornamelijk op markten en kermissen, beroepsmatig met zingen bezig. Deze rondtrekkende marktzangers brachten in een omgeving waar ongeletterdheid groot en nieuws vaak schaars was, de actualiteit tot bij de mensen. Een getalenteerde marktzanger kon moeiteloos een moord of misdaadmysterie maandenlang warm houden door elke marktdag trouw de nieuwste ontwikkelingen in de zaak al zingend te vertellen en te becommentariëren. Dit gebeurde meestal op basis van alom bekende melodieën waarop steeds nieuwe teksten werden gemaakt. Staande met zijn instrument op een stoel, had de marktzanger aan zichzelf genoeg om de mensen, in een voor ieder dorp uit de omgeving verstaanbare standaardtaal, te boeien en te verleiden om de liedblaadjes van zijn nieuwste creatie te kopen.
Naast de marktzangers, ontwikkelde zich in de loop van de 19e eeuw in de volkswijken van de grote steden een alternatief circuit van gespecialiseerde zangers die de verschillende café’s als uitvalsbasis namen en in het eigen volksdialect zongen. Dit fenomeen zou bekend worden onder de naam Café Chantant, waarvan het repertoire deels overlapte met dat van de marktzangers, zeker voor wat betreft romantische- en kluchtliederen. Toch waren in de beslotenheid van cafés en achterkamers, ver van het oog van gezag en fatsoen, niet enkel de kluchtliederen wat pikanter, maar werd veel vaker dan op de markt gezongen over maatschappelijk onrecht, politieke problemen en de extreme armoede van de gewone arbeider.
Radio, kranten en vooral televisie bleken nefast voor de spontane volkszang en ook de ooit vermaarde marktzangers stierven een stille dood. Bovendien belandde de weinig universele inhoud van hun sensatieliederen snel in de vergetelheid. Helemaal anders verging het met het Café Chantant, dat welliswaar ook verdween (na een tussenstop bij het Revuetoneel), maar waarvan de liederen veel langer in het collectief geheugen bewaard bleven en het repertoire tot op vandaag relatief vaak wordt hernomen.

Hoewel de jonge Wannes Van de Velde opgroeide in een tijd waarin deze spectaculaire omslag grotendeels was voltrokken, kreeg hij tijdens zijn kinderjaren van zijn ouders en grootvader, allen begenadigde zangers, toch nog een deel van het negentiende-eeuwse repertoire van Café Chantantliederen mee. Later zullen net deze liederen en melodiëen, samen met een groot aantal traditionele volksliederen, de solide basis vormen van zijn eigen werk. Want wanneer Wannes Van de Velde kort na zijn legerdienst in een oude boekenwinkel op het verzameld liedboek van Gentenaar Karel Waeri (1842 – 1898) stuit, een van de grootste namen uit het genre, is de herkenning groot. Zonder ooit te hebben geweten wie de auteur was bleek hij reeds met een belangrijk stuk van Waeri’s repertoire vertrouwd te zijn. Op dezelfde manier brachten ook de liedbundels met traditionele volksliederen van ondermeer Edmond de Coussemaker en Jan Bols, vaak heel wat herkenning. De onmiddellijke vertrouwdheid met deze traditie deed Wannes Van de Velde bovendien besluiten om bij het vertolken van deze oude liederen het instrument te gebruiken dat hem het meest vertrouwd was: het Antwerpse dialect. Het was een voor die tijd zeer gewaagde keuze die hem van meet af aan dreigde op te sluiten en te beperken. Maar de rijkdom van zijn taal en de authenticiteit waarmee hij zijn liederen bracht, haalden hem op onnavolgbare wijze weg uit het belegen imago van de folklore. Paradoxaal genoeg bleek het Antwerpse dialect, op het juiste moment ingezet en op de juiste manier gebruikt, een schitterend gereedschap te zijn om universeel en relevant binnen te breken in cultuur en maatschappij.

Veel van de creatieve energie van Wannes Van de Velde ontstond uit verontwaardiging en boosheid. In de eerste plaats omwille van de brutale confrontatie met het totale geweld van de Tweede Wereldoorlog en van daaruit vanwege de ‘bruine retoriek’ van angst, haat en afkeer voor mensen van andere culturen in een havenstad, een ‘vrijdenkersmetropool’, die van nature kosmopolitisch zou moeten zijn. In zijn eerste liederen uit hij daarnaast ook zijn verbijstering over de cynische sloop van de historische binnenstad van Antwerpen waar hij opgroeide en bij de lelijkheid die de projectontwikkelaars er voor in de plaats zetten. Verder koesterde hij een diepe afkeer voor gezag en uniform, maar ook voor partij, kerk en vlag en bij uitbreiding alle symbolen en instituten waarin creativiteit en vrijheid verknecht dreigen te worden. Hij keerde zich ook af van het verburgerlijkt cultuurbeleid waarin, zoals hij zelf stelde, “lifestyle, creatief kokkerellen, actieve vakanties, trendy meubeltjes, cocoonen en – oja – mode” verheerlijkt worden. En tenslotte kon hij zich ook mateloos druk maken over de media die met hun oppervlakkigheid de middelmaat van de massa cultiveren, met geestelijke afstomping tot gevolg, die nivellering en uiteindelijk totalitair denken met zich meebrengt.
Vanaf het ‘Lied van de Neus’ op zijn eerste LP uit 1966 tot en met ‘Mijn Grootmoeder is van den Doel’ op de laatste Cd exact 40 jaar later klaagde de zanger in een zuivere en poëtische taal de verstoorde orde aan, terwijl de nauwelijks ingehouden verontwaardiging doorklonk in zijn stem. Het was een verbetenheid die hij gemeen had met de grote Singer Songwriters van zijn generatie, maar tegelijk vormde het ook een volledig en integraal deel van hemzelf, eerder dan dat het een genre was dat hij beoefende naar de mode van de tijd. Hoewel de boosheid nooit milderde, groeide dooreen de jaren toch de gelatenheid en het besef van het vermogen van de machthebbers om hun handen te wassen in onschuld. Maar, zoals de zanger zelf stelde, “… macht, hoe gruwelijk ze zich ook mag uiten, is ALTIJD eindig, altijd verdoemd, omdat ze in haar daden reeds haar eigen ondergang uittekent.” Bewust en consequent koos Wannes Van de Velde voor een moeilijke weg die hem als een zelfverklaarde Don Quichot der lage landen, in de marge van de maatschappij plaatste, eerder dan op de middenweg van hitparade en succes. De marge was voor hem dan ook de bevoorrechte de plaats waar de correcties worden uitgevoerd.

Schoonheid
Het is bij dit alles opvallend dat de liedteksten van Wannes Van de Velde van een erg hoog niveau zijn. Zelfs schreef hij in een brief naar een van zijn vrienden: “Wat zijn wij toch zondagskinderen dat we nog beseffen hoe belangrijk schoonheid is, en hoe vertederend eenvoud kan zijn.” Het is net deze volgehouden zoektocht naar schoonheid die hem ervan weerhield om compromissen te sluiten bij het schrijven van een tekst of een lied. Iets wat de dichter Benno Barnard doet vaststellen dat ze vaak meer memorabele regels bevatten dan heel wat gedichten. Een mooi voorbeeld hiervan is het lied “De Groten Avond” waarin hij geen beelden gebruikte om het Gentse Café de Groten Avond te beschrijven, “maar de sfeer ervan tracht te vatten zoals in een droom waarin de meest absurde dingen als helder en vanzelfsprekend worden ervaren.
Naar het einde van zijn leven toe, toen hij omwille van chronische leukemie enkele jaren niet meer kon optreden, heeft Wannes Van de Velde veel geschreven. Vooral de laatste twee delen van zijn zorgvuldig geredigeerde dagboeknotities (1987-2003), Tijdsnede en Beloken Dagen tonen mooi aan dat in de verontwaardigde volkszanger van weleer ook een veel dieper en meer gedragen levensgevoel groeide waarin bewustzijn en creativiteit centraal staan. Wannes Van de Velde ervoer de tijd waarin hij stond als “… een wenteling die we niet kunnen beheersen, maar die we wel kunnen aanraken en waarmee we op meer dan één manier verbonden zijn, in de vormen die we, aangespoord door de vaart van die beweging zelf, niet kunnen nalaten te creëren….” En “De zin die we er zelf, elk op zijn eigen manier, aan geven, is de zin van ‘het alles’.
In het meest persoonlijke lied dat Wannes Van de Velde ooit maakte, ‘De Zwerver’, komen al deze lijnen op een prachtige manier samen. In amper een handvol woorden geeft de zanger aan dat leven tijd en beweging is, maar nooit antwoord of voltooiing. Want “Weten zullen we nooit, aan de leegte valt niet te tornen, die krijgen we niet van haar plek”.

Tussen zonnen, tussen manen is de zwerver op reis.
Altijd zoekt ‘m ander banen langs de grens van ’t paradijs

Tussen evenaar en polen zoekt ne mens naar ’t gouden strand
dat zijn eigen heeft verscholen op de rand van zijn verstand

En op ’t einde van zijn reizen vindt ‘m soms dat eeuwig land
met zijn goden en zijn wijzen, maar ’t verbrokkelt in zijn hand.

Telkens maakt Wannes Van de Velde duidelijk dat hij een eigen en oorspronkelijke weg zoekt en daarbij bewust afstand neemt van gevestigde instituten en kaders. Zo weigerde hij bijvoorbeeld, ondanks zijn uitgesproken atheïsme, het lidmaatschap van de loge. Het meest duidelijk wordt deze levenshouding in het lied ‘ketter onder de maan’ waarin hij brak met godsdienst, maar ook met de theorieën van verlichte filosofen en het socialisme, om vervolgens ook feestelijk te bedanken voor het anarchisme dat men hem naar aanleiding hiervan zou kunnen toemeten. Voor hem werd het leven te makkelijk beheerst door “wreedheid en macht die mensen in een wurggreep houden” terwijl “Enkel een individu dat de moed opbrengt om te kiezen voor een ander, verborgen bestaan naast de wereld, zal daarin voltooiing en diepte vinden.”

Het is bij dit alles duidelijk dat Wannes Van de Velde voor heel wat mensen meer is gaan betekenen dan een eenvoudige zanger van traditionele liedjes in een lokaal dialect. Of zoals Dree Peremans het formuleert: “Mensen die gegrepen zijn door zijn repertoire, laten zich beïnvloeden door zijn denkwereld.” Op dezelfde manier kan ook de recente publicatie van Het Groot Liedboek enerzijds zeker gezien worden als een manier om zijn werk te bewaren en een plaats te geven tussen de oude liedboeken. Maar anderzijds vormt dit boek, samen met alles wat nog zal volgen, ook een poging om iets van zijn rijke en authentieke denkwereld door te geven. De ontmoeting met Wannes Van de Velde blijkt voor veel van zijn tijdgenoten, een ontmoeting te zijn geweest met een – in veel opzichten opmerkelijke - mens op doortocht langs de wegen van de tijd, “… tot de woorden en gedachten onverbiddelijk vergaan en de kleuren van de stad niet meer bestaan.”

Voor een volledige discografie zie: www.muziekarchief.be

Wannes Van de Velde, Groot Liedboek, Uitgeverij Van Halewijck, Leuven, 2013, 616 blz., ISBN 978-94-6131-201-3.
Wannes Van de Velde, In de Tijd. Notities 1987 – 1993, Paradox Pers, Antwerpen, 2000, 256 blz., ISBN 90-72533-39-9
Wannes Van de Velde, Tijdsnede. Notities 1994 – 2000, Uitgeverij P, Leuven, 2004, 288 blz, ISBN 90-76895-94-5
Wannes Van de Velde, Beloken Dagen. Notities 2001 – 2006, Uitgeverij P, Leuven, 2007, 204 Blz, ISBN 978-90-77757-38-3

Wim Bosmans, Traditionale muziek uit Vlaanderen, Davidsfonds, Leuven, 2002, 210 blz., ISBN 978-90-5826-115-1.

Een nieuwe gebundelde uitgave van de dagboeken is in voorbereiding.
In 2014 verschijnt een boek met grafisch werk van Wannes Van de Velde .
In 2015 verschijnt een biografie van Wannes Van de Velde, door Dree Peremans.


Met dank aan Dree Peremans voor het voorbereidend gesprek. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Willem Barnard: Een Stille duif in de verte en Psalmgetier

Het land is moe: Waarom Drs. P. nog steeds leeft