Hans Küng: Het begin van alle dingen: Natuurwetenschap en religie
Met zijn ronduit indrukwekkende boek over de Islam besloot Hans Küng zijn trilogie over de drie grote monotheïstische godsdiensten. Bijna als een voetnoot, onder de radar van grote publicaties, komt deze kleine bijdrage over de verhouding tussen levensbeschouwing en moderne natuurwetenschappelijke inzichten. Voor heel wat doorwinterde christenen lijkt de relevantie van dit werk eerder gering. Wie zich vandaag nog Christen noemt heeft voor zichzelf al moeten klaarkomen met nieuwe wetenschappelijke inzichten die aloude gelovige claims op de helling zetten. Dat het om twee verschillende taalspelen gaat met andere competenties en slechts zijdelingse raakvlakken is vanzelfsprekend. Dat op plaatsten waar wel overlappingen zijn, best zoveel mogelijk gezegd wordt welk taalspel aan het woord is hoeft geen betoog. Het taalspel van de natuurwetenschappen beperkt zicht tot een zo accuraat beschrijven van de werkelijkheid. Een uitspraak over statuut of betekenis van deze werkelijkheid is geen zuiver wetenschappelijk spreken meer.
De grote verdienste van Hans Küng in dit werk is dan ook dat het duidelijk aangeeft waar dit soort grensoverschrijdend spreken voorkomt. Waar met andere woorden natuurwetenschappers uitspraken doen over religie en omgekeerd, zonder dat dit duidelijk afgebakend wordt. Wetenschappers bijvoorbeeld, die op zoek naar een overkoepelende theorie van het alles, handelen niet neutraal, zeker niet als wanneer ze in één beweging beweren dat deze theorie God overbodig zal maken. Maar ook impliciet zijn heel wat natuurkundige inzichten van in hun oorsprong gekwalificeerd. De oude hypothese van het Steady State Universum, een onveranderlijk zichzelf in stand houdend universum zonder oorsprong, werd volgens Küng onredelijk lang en sterk verdedigd omwille van het feit dat dit model geen oorsprong vereist, zoals het bij gelegenheid zelfs als ‘bijbels’ gewantrouwde Big Bang model. Toch is de zaak voor Küng uiteindelijk erg eenvoudig. Elke wetenschap botst op grenzen voorbij de welke geen kwantitatieve uitspraken meer te doen zijn. We hebben het geluk in een tijd te leven waarin enorm veel geweten is over de wereld rondom ons, de micro- en macrokosmos, de werking van het brein en het lichaam als geheel. Maar voorbij de grenzen van onze fantastische rationaliteit staat ieder van ons met lege handen.
Naast enkele gedachten over de theorie van het al, het ontstaan van het heelal en het ontstaan en de evolutie van het leven op aarde, beschrijft Küng ook de manier waarop neurologen bewustzijn lokaliseren in onze hersenen. Een relatief recent onderzoeksveld waar zuivere wetenschap bij gelegenheid voor de filosofische kar wordt gespannen. Ook hier gaat het om een voor de hand liggende grens (bewustzijn als functie van de hersenen) die veelvuldig wordt overschreden.
Op het einde van het boek komt de theoloog Küng terug aan het woord in enkele mooie laatste bladzijden over het einde van alle dingen. Maar de grote verdienste van Küng in dit werk ligt vooral in het feit dat hij duidelijk samenvat wat iedereen die in deze discussie binnentreedt eigenlijk altijd voor ogen (zou moeten) houden.
REFERENTIE:
Hans Küng, Het begin van alle dingen. Natuurwetenschap en religie, Uitgeverij Ten Have, Kampen, 2008, 234 Blz., 19,90 Euro, ISBN: 978-902595-8909.
De grote verdienste van Hans Küng in dit werk is dan ook dat het duidelijk aangeeft waar dit soort grensoverschrijdend spreken voorkomt. Waar met andere woorden natuurwetenschappers uitspraken doen over religie en omgekeerd, zonder dat dit duidelijk afgebakend wordt. Wetenschappers bijvoorbeeld, die op zoek naar een overkoepelende theorie van het alles, handelen niet neutraal, zeker niet als wanneer ze in één beweging beweren dat deze theorie God overbodig zal maken. Maar ook impliciet zijn heel wat natuurkundige inzichten van in hun oorsprong gekwalificeerd. De oude hypothese van het Steady State Universum, een onveranderlijk zichzelf in stand houdend universum zonder oorsprong, werd volgens Küng onredelijk lang en sterk verdedigd omwille van het feit dat dit model geen oorsprong vereist, zoals het bij gelegenheid zelfs als ‘bijbels’ gewantrouwde Big Bang model. Toch is de zaak voor Küng uiteindelijk erg eenvoudig. Elke wetenschap botst op grenzen voorbij de welke geen kwantitatieve uitspraken meer te doen zijn. We hebben het geluk in een tijd te leven waarin enorm veel geweten is over de wereld rondom ons, de micro- en macrokosmos, de werking van het brein en het lichaam als geheel. Maar voorbij de grenzen van onze fantastische rationaliteit staat ieder van ons met lege handen.
Naast enkele gedachten over de theorie van het al, het ontstaan van het heelal en het ontstaan en de evolutie van het leven op aarde, beschrijft Küng ook de manier waarop neurologen bewustzijn lokaliseren in onze hersenen. Een relatief recent onderzoeksveld waar zuivere wetenschap bij gelegenheid voor de filosofische kar wordt gespannen. Ook hier gaat het om een voor de hand liggende grens (bewustzijn als functie van de hersenen) die veelvuldig wordt overschreden.
Op het einde van het boek komt de theoloog Küng terug aan het woord in enkele mooie laatste bladzijden over het einde van alle dingen. Maar de grote verdienste van Küng in dit werk ligt vooral in het feit dat hij duidelijk samenvat wat iedereen die in deze discussie binnentreedt eigenlijk altijd voor ogen (zou moeten) houden.
REFERENTIE:
Hans Küng, Het begin van alle dingen. Natuurwetenschap en religie, Uitgeverij Ten Have, Kampen, 2008, 234 Blz., 19,90 Euro, ISBN: 978-902595-8909.
Reacties