Anton Houtepen: Uit aarde, naar Gods beeld

Toen de schoolmeester van het vierde studiejaar tijdens de godsdienstles opmerkte dat Noach stierf op 950 jarige leeftijd, merkte ik in al mijn jeugdige onschuld op dat God in de vorige les nog beslist had om de mens maximaal 120 jaar te laten leven. Uit die periode van het letterlijke geloofsverstaan herinner ik me overigens nog heel wat meer onoplosbare vragen die oude schoolmeesters tot wanhoop dreven. Het is alvast de grote verdienste van de theologische antropologie van Anton Houtepen in dit indrukwekkende boek dat hij systematisch de confrontatie aangaat met deze vragen en de antwoorden aanreikt die momenteel voorhanden zijn in exegese, literaire kritiek en andere wetenschappen. Maar Houtepen graaft dieper. Consequent puurt hij het antropologische maximum uit de verhalen van de geschiedenis van het worstelen van de mens met God. Hierdoor wordt zijn boek, voor mensen die vertrouwd zijn met gelovige categorieën, een stevig gefundeerde zoektocht naar een eigentijdse visie op mens en God.

Anton Houtepen doceerde oecumenische theologie aan de Universiteit Utrecht en theologische antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dat deze laatste colleges de basis vormden voor dit boek, blijkt uit een verzorgde academische schrijfstijl doorspekt met uitgebreide voetnoten. De theologische antropologie van Houtepen sluit naadloos aan bij de rijke westerse theologische traditie en met veel aandacht voor klassieke categorieën als schepping en genade. Maar in diezelfde traditie worden brede lijnen getrokken naar de tijdsgeest en het levensgevoel van moderne mensen.

Dit boek krijgt echter vooral vaart door de toetsing van de theologische antropologie, in een tweede deel, aan vijf antropologische kernbegrippen waarvan Houtepen de eigentijdse theologische polsslag tracht te voelen: vrijheid, arbeid, liefde, politiek en hoop.
Het Christelijke vrijheidsidee kleurt mee de politieke, filosofische, lichamelijke en psychologische vrijheidsidealen van de westerse cultuur en nuanceert zo het klimaat van vrijblijvendheid dat hier vaak mee samenhangt. Op dezelfde manier wordt arbeid losgemaakt van kapitaal en in Christelijk perspectief verbonden aan gerechtigheid, vrede en vreugde. Naast het verbinden van de liefde aan duurzame trouw en gelijkwaardigheid, pleit Houtepen voor een minder krampachtig veroordelen door de kerk van seksualiteit en lichamelijkheid. Vanuit de theologische antropologie spreekt het voor zich dat het samenleven van mensen steunt op humaniteit. Kerken kunnen hierin bijdragen door een cultuur van (en onderwijs in) mensenrechten te doen groeien. En ook in een bewuster omgaan met dood en sterven en in het uitspreken van de hoop op eeuwig leven kan de theologie een bijdrage leveren aan het westerse levensgevoel.

In de veelheid en oppervlakkigheid van onze wereld verdwijnt God erg gemakkelijk uit het zicht. Maar niet enkel het theologische staat onder druk. Ook het algemeen menselijke verworvenheden, de antropologische basis van ons samenleven, dreigt te bezwijken. Het boek van Houtepen, hoewel minder toegankelijk voor wie geen theologische basis heeft, is alvast een stevig pleidooi voor een eigentijdse theologische antropologie waarin menselijke waarden en waardigheid kunnen groeien naar Gods beeld.

REFERENTIE:
Anton Houtepen, Uit aarde, naar Gods beeld, Theologische antropologie, Uitgeverij Meinema, Zoetermeer, 2006, 416 blz., 27,50 euro, ISBN 90-211-4076-4

Reacties

Populaire posts van deze blog

Willem Barnard: Een Stille duif in de verte en Psalmgetier

Wannes Van de Velde (1937-2008): Groot Liedboek

Het land is moe: Waarom Drs. P. nog steeds leeft